Ga naar de inhoud

Voorbij de verbeelding: de dag waarop de wooncoöperatieve beweging landt

We kwamen samen als beweging—oude bekenden, kersverse initiatiefnemers, bondgenoten uit gemeenten en fondsen—met een eenvoudige vraag die in de wandelgangen steeds terugkwam:
Wat hebben we nodig om wooncoöperaties niet alleen te dromen, maar te bouwen?

De Landelijke Wooncoöperatiedag van Cooplink voelde als een knooppunt.
Tussen de workshops en gesprekken door ontstond iets van gezamenlijke richting: professionaliseren zonder onze ziel te verliezen. Twee bouwstenen gaven daar scherpte aan: een leenfonds dat de stap van visie naar realisatie helpt zetten, en een keurmerk dat taal, kwaliteit en vertrouwen standaardiseert.

Het leenfonds: motorolie voor initiatiefkracht

Het revolverende leenfonds dat nu in de steigers staat, is ontworpen om telkens opnieuw initiatiefkracht vloeibaar te maken. SVn (Stimuleringsfonds Volkshuisvesting) treedt op als onafhankelijke beheerder en presenteerde ook een erfpachtpropositie voor gemeenten—een instrument om grond toegankelijker te maken en betaalbaarheid te borgen.

Het fonds kiest expliciet voor middeninkomens (tot 2× modaal), en richt zich op nieuwbouw of transformatie in de bandbreedte van 12 tot 100 woningen. Cruciaal is de actieve steun van de gemeente, inclusief het bieden van een locatie. Niet abstract, maar praktisch: het fonds ondersteunt zowel de eerste planfase als—onder voorwaarden—de bouwfase voor huurprojecten.

Wat betekent dat voor een beginnend initiatief?

              * Planfase-lening: denk aan middelen voor een architect, haalbaarheidsonderzoek en procesbegeleiding. Er wordt een eigen bijdrage van 5% verwacht op een een indicatie van een te financieren bedrag van €15.000 per woning. Gaat het plan ondanks inspanningen niet door, dan hoeft de lening niet te worden terugbetaald—een krachtige erkenning dat pionieren risico kent.

              * Bouwfase: financiering is hier alleen voor huur; de precieze condities (zoals rente en aflossing binnen een looptijd van 20 jaar) worden nog uitgewerkt. Het fonds werkt daarbij aan de volgende mix:
– 5% eigen vermogen inleg (vermogen bewoners, crowdfunding, etc, de skin in the game die laat zien dat de gemeenschap ook een risico wil dragen)
– 35% Junior-deel uit het leenfonds tegen gunstige tarieven en achtergesteld ten opzichte van het
– 60% Senior-deel te financieren via reguliere financiers zoals banken en eventueel andere hypothecaire financiers.

Zo vergroot je de kans dat banken instappen, zonder dat je als initiatief onhaalbare eisen krijgt. Het is geen tovertruc; het is verstandig risicodelen zodat projecten daadwerkelijk van de grond komen.

Tempo en timing

De verwachting is dat het loket rond de zomer van 2026 opengaat. Wie nu al de basis op orde brengt—gemeentelijke steun, locatie, realistische begroting en heldere governance—kan straks snel door; er werd zelfs gesproken over een doorlooptijd van enkele maanden bij een compleet dossier.

CoöpKeur: één taal voor kwaliteit en vertrouwen

Waar het leenfonds geld in beweging zet, zet CoöpKeur de taal recht.
Onder leiding van Leon Erkelens werd helder waarom een keurmerk geen bureaucratie is maar een gemeenschappelijke standaard—een manier om te laten zien dat je als initiatief zowel waarden-gedreven als vakvolwassen bent.

Drie fasen van groei

* Basis / Opstart – hier bewijs je: we hebben visie, statuten conform de wettelijke definitie van een wooncoöperatie en we hanteren een governance-code. Je bent “samenwerkings-klaar” richting gemeente en corporatie.
* Ontwikkel – je brengt een investeringsopzet, exploitatiebegroting en risicobeheersing in. Je bent “bankable”: gesprekspartner voor fonds en bank.
* Beheer – je toont dat de administratie loopt, er een (meerjaren) onderhoudsplan ligt en je verantwoording kunt afleggen. Toetsing vindt eens per vijf jaar plaats.

Cooplink heeft hiervoor standaarden klaargezet: de zeven coöperatieve beginselen, modelstatuten, een modelform voor visie, de governance-code, een document voor zorgplicht & informatievoorziening en standaardopzetten voor stichtings- en exploitatiekosten. Belangrijk detail: voor het basiskeurmerk word je als groep geïnterviewd—het is dus geen papieren vinklijst, maar een dialoog over hoe jullie gemeenschap functioneert.

De beweging die we bouwen

Wat deze dag bijzonder maakte, was niet alleen het instrumentarium, maar de houding. We spraken over fondsen en begrotingen zoals tuinders over regen en bodem praten: als randvoorwaarden voor leven. Het doel is niet “stenen stapelen”, maar plekken creëren waar middeninkomens duurzaam kunnen wonen, samen verantwoordelijkheid dragen en lokale veerkracht groeit.
Standaardisatie klonk nergens als uniformering, maar als collectieve leesbaarheid: zodat een gemeentejurist, een bankanalist en een toekomstige bewoner dezelfde werkelijkheid zien in jullie plannen. Het solidariteitsfonds dat genoemd werd (naar het voorbeeld van Vrijcoop) past precies in dat weefsel: risico’s niet afwentelen op individuen, maar onderling dragen.

Wat je morgen al kunt doen

* Maak je dossier “fonds-ready”: visie, statuten, governance-code, investeringsopzet, meerjaren-exploitatie, risico-paragraaf en onderhoudsplan. Gebruik waar mogelijk de CoöpKeur-templates.

* Veranker de relatie met je gemeente: regel een intentiebrief en verken erfpacht met heldere, bankbare voorwaarden.

* Denk in stapeling: eigen vermogen (5%) + mogelijk junior via het fonds + senior via marktpartijen. Het is een puzzel, maar met de juiste volgorde klikt hij vast.

* Oefen als gemeenschap: niet alleen op besluitvorming, maar ook op verantwoording—financieel én sociaal. Dat maakt het gesprek met geldverstrekkers natuurlijk en geloofwaardig.

En of dit niet al genoeg was, presenteerde Ad Vlems (initiatiefnemer van Ecodorp Boekel) en Koen de Kruif (De Beuk Wageningen) samen met Zoë van Eldik van de Universiteit Wageningen hun plannen voor het realiseren van een Zoöperatie, een rechtsvorm waarin de natuur een vaste plek aan tafel heeft. Hun onverminderde inzet om het ecologische aspect dat voor ons GEN-leden een vanzelfsprekendheid is onder de aandacht te blijven brengen voelde als een frisse lentewind op deze herfstige en regenachtige zaterdag.

Het voelde alsof de beweging een nieuwe fase in gaat: de speelvelden zijn getrokken, de spelregels worden gedeeld. Nu is het aan ons om de velden te beplanten—met initiatieven die zowel wortelen in gemeenschap als bloeien in professionaliteit. Als we deze lijn vasthouden, dan is “voorbij de verbeelding” niet langer een horizon, maar een aanwijzing: dit is de routekaart.